Maak 10 – lente

De kinderen oefenen sommen met tientaloverschrijding op eigen niveau door de verschillende fases van het handelingsmodel. Zeker de eerste twee fases zullen voor de begripsvorming moeten zorgen. Hieronder een korte toelichting per fase van het handelingsmodel. In het bestand zit een uitgebreide uitleg van de werkwijze per fase voor een plus en minsom. Verder zijn er ondersteunende foto’s toegevoegd.

1. Informeel handelen: de kinderen gaan handelend aan de slag met het leggen van bloemetjes in de tuinen. Daarvoor kiezen ze een som. Ze leggen het aantal bloemetjes in de tuin. Ze kijken hoeveel bloemetjes erbij of eraf gaan. Daarbij houden ze er steeds rekening mee dat er in één tuintje maar 10 bloemetjes mogen.
2. Voorstellen concreet: de kinderen kiezen weer een som. Ze leggen het aantal bloemetjes in de tuin. Ze kijken hoeveel bloemetjes erbij of eraf gaan. Vervolgens kiezen ze de hele of halve tuintjes (getalbeelden in vorm van bloemetjes) die nodig zijn voor de splitsing die moet worden gemaakt, er wordt altijd eerst naar het tiental gegaan. Wat overblijft is het antwoord.
3. Voorstellen abstract: de kinderen kiezen weer en som en passen de eerder geleerde stappen nu toe op een getallenlijn. Ze maken sprongetjes en gaan altijd eerst (terug) naar het tiental.
4. Formeel handelen: de kinderen gaan aan de slag met somkaartjes. Er wordt hier nog een hulpstap voor de splitsing van het tweede getal geboden. Wanneer de kinderen dit zonder hulpstap erbij kunnen beheersen zij de strategie en kunnen ze makkelijk aan de slag met andere formele sommen met tientaloverschrijding.